Met een ‘score’ van 89% bleek de werking van de Groene Weide Meststof in 2019 op praktijkpercelen iets minder dan de kunstmestblend die als toetsingsmeststof werd gebruikt. Dat wijzen de onderzoeksresultaten over vorig jaar uit. Droogte en productsamenstelling hebben de prestaties beïnvloed.

In 2018 is in de Achterhoek een monitoringsprogramma van start gegaan op tien percelen (demovelden), waarvan acht percelen werden voortgezet in 2019. Door twee nieuwe percelen toe te voegen, konden ook in 2019 tien demovelden worden gemonitord. De grasgroei ondervond in 2019, net als in 2018, remming door de droogte. Bij zeven graslandpercelen was beregening niet mogelijk, waardoor een snede gras verviel. Op percelen mét beregening werden vijf sneden geoogst.

Bij de ontwikkeling van de eerste snede was sprake van ammoniumtoxiciteit, veroorzaakt door het aandeel geconcentreerd ammoniumwater in de Groene Weide Meststof. Door een verlaging van dat aandeel werd het verschijnsel bij volgende sneden niet meer waargenomen en verbeterde de werkzaamheid. Het onderzoek wees verder uit dat de Groene Weide Meststof niet leidt tot een verhoogd risico op nitraatuitspoeling.

De landbouwkundige werkzaamheid van de Groene Weide Meststof was bij de eerste snede lager dan die van de blend van synthetische minerale stikstofmeststoffen. Na wijziging van de samenstelling trad verbetering op. Voor het totaal van vier sneden kwam de werking van de Groene Weide Meststof uit op 89% van die van de blend van minerale meststoffen.
De volledige rapportage over 2019 treft u hier aan.

Op basis van grashoogtemetingen geschatte relatieve opbrengst in procent (%), circa tien dagen voor de feitelijke oogst van vier sneden bij toediening van de Groene Weide Meststof (GWM, groene staven) of een blend van minerale stikstofmeststoffen (Blend, blauwe staven).
De giften aan stikstof (N) met GWM of blend was voor een demoveld gelijk. De demovelden verschilden in bodemvrucht¬baarheids¬toestand, hetgeen leidde tot verschillen in giften aan bemestingsproducten tussen demo¬velden. De verticale lijnen geven de standaardafwijkingen van de behandelingen weer. De eerste en tweede sneden berusten op tien waarnemingen, de derde snede op vijf waarnemingen en de vierde snede op zeven waarnemingen. Het wegvallen van bepaalde sneden bij de waarnemingen is een gevolg van droogte.

Maïsproef 2019 toont volwaardige kunstmestvervanging met herwonnen mineralen

Op het proefbedrijf De Marke is in 2019 een veldproef met snijmaïs uitgevoerd. Een Engelstalige rapportage van de maïsproef treft u hier aan.

Het rapport geeft de resultaten van een veldproef met snijmaïs die in 2019 werd uitgevoerd op het proefbedrijf De Marke. Twee bemestingsproducten van mineralenconcentraat van co-vergiste varkensmest, verrijkt met 6% of 1% gecondenseerd ammoniumwater, werden getoetst met snijmaïs als testgewas. Beregening was noodzakelijk in het droge jaar 2019.

Het bemestingsproduct met 6% gecondenseerd ammoniumwater leidde tot een mindere stand en bij de oogst werden minder planten geteld ten opzichte van andere behandelingen met kalkammonsalpeter, urean, rundveedrijfmest of een mengsel van mineralenconcentraat met 1% gecondenseerd ammoniumwater. Ook de opbrengst aan drogestof bleef achter.

Opbrengst in ton droge stof / ha voor KAS (CAN), Urean (UAN), Rundveedijfmest (CS), Biomeststof met 1% gecondenseerd ammoniumwater (BBFb), Biomeststof met 6% gecondenseerd ammoniumwater (BBFa +) en hun combinaties met rundveedrijfmest (CS + BBFb, CS + BBFa +) en de combinatie met rundermest en de verdunde BBFA + (CS + DBBFa +). Codes 1, 2, 3, 4 en 5 vertegenwoordigen respectievelijk de stikstofbemestingen van 0%, 50%, 75%, 100% en 125% waarbij 100% overeenkomst met de aanbevolen meststofgift. Verticale balken vertegenwoordigen standaarddeviaties.

De bodem bleek door een combinatie van droogte en beregening een hoeveelheid stikstof na te leveren die van eenzelfde orde van grootte was als de stikstofbemestingsgift. Onder deze conditie werd vastgesteld dat de stikstofwerkingscoëfficiënt van het mengsel van mineralenconcentraat met 1% gecondenseerd ammoniumwater vergelijkbaar was met die van kalkammonsalpeter. Op basis van metingen van de voorraad minerale stikstof in de bodemlaag 0-90 cm is ten opzichte van kalkammonsalpeter geen aanwijzing gevonden dat mengsels van mineralenconcentraat met gecondenseerd ammoniumwater leidt tot een verhoogd risico op nitraatuitspoeling.